Bitrate Modes:
1-pass (variable bitrate mode): De encoder zal trachten aan de film een gemiddelde bitrate toe te kennen ongeveer gelijk aan de opgegeven waarde. Low-motion scènes zullen minder data krijgen dan high-motion scènes.
1-pass quality based: De encoder zal elk frame coderen tegen dezelfde absolute hoeveelheid, zonder rekening te houden met de hoeveelheid "motion" (beweging).
2-pass (variable bitrate mode): Alvorens werkelijk te coderen, zal de video geanalyseerd worden op zijn complexiteit, om zo complexere scènes meer data te geven dan minder complexe scènes. Dit gebeurt nauwkeuriger dan bij 1-pass encoding. Deze operatie heeft wel 2 stappen nodig (2-pass): Analyse fase (first pass) en Codeer fase (second pass).
Tijdens de analyse worden de resultaten in een log file weggeschreven om nadien tijdens de second pass te gebruiken. De "Protect Log/My File" optie voorkomt het overschrijven van een bestaande log file. Dezelfde settings moeten tijdens beide fases gebruikt worden!
Interlacing is uitgevonden in de jaren '40: in plaats van elke seconde 60 frames te zenden worden er afwisselend even en oneven "lijnen" verzonden (film is opgebouwd uit lijnen.
Deinterlacen
Volgens de in Europa gebruikte PAL-standaard wordt een TV- of videobeeld opgebouwd uit 'in elkaar gevlochten' (=interlaced) horizontale lijnen
(2 'fields' van 288 lijnen, samen 576 lijnen).
Als je capture-formaat niet hoger is dan 288, pak je alleen het eerste field, maar ga je daarboven, dan worden ook lijnen uit het 2e field gebruikt om het beeld op te bouwen.
Op je PC-scherm ziet dat er niet goed uit (een rafelig effect), en als je voor een pc-medium produceert, zul je moeten deinterlacen