Opgeven wat Windows moet doen als het systeem onverwachts stopt
U moet als beheerder of als lid van de groep Administrators zijn aangemeld om deze procedure uit te kunnen voeren. Als uw computer is aangesloten op een netwerk, is het mogelijk dat het netwerkbeleid zo is ingesteld dat u deze procedure niet kunt uitvoeren.
Open het onderdeel Systeem in het Configuratiescherm.
Klik op het tabblad Geavanceerd op Instellingen onder Opstart- en herstelinstellingen.
Schakel onder Systeemfout de selectievakjes in bij de acties die u door Windows wilt laten uitvoeren als er een Stop-fout optreedt:
Een gebeurtenis in het systeemlogboek schrijven geeft aan dat informatie over gebeurtenissen wordt geregistreerd in het Systeemlogboek.
Een beheerderssignaal verzenden geeft aan dat de systeembeheerder wordt gewaarschuwd.
Automatisch opnieuw opstarten geeft aan dat de computer automatisch opnieuw wordt gestart.
Geef bij Foutopsporingsgegevens schrijven aan welk type informatie door Windows moet worden vastgelegd wanneer het systeem onverwachts stopt:
Kleine geheugendump geeft aan dat er zo min mogelijk informatie wordt vastgelegd, maar wel genoeg om het probleem te kunnen opsporen. Voor deze optie is een wisselbestand vereist van ten minste 2 MB op het opstartvolume van de computer. Met deze optie geeft u aan dat er, steeds wanneer het systeem onverwachts stopt, een nieuw wisselbestand moet worden gemaakt. Een overzicht van deze bestanden wordt opgeslagen in de map die wordt vermeld onder Map voor kleine dump.
Dump van kernelgeheugen geeft aan dat er alleen een dump wordt gemaakt van het kernelgeheugen, wat het vastleggen van informatie in een logboek bespoedigt wanneer het systeem onverwachts stopt. Afhankelijk van de hoeveelheid RAM-geheugen van de computer, vergt het gebruik van deze optie 50 tot 800 MB aan beschikbare schijfruimte voor het wisselbestand op het opstartvolume. Het wisselbestand wordt opgeslagen in de map die onder Dumpbestand wordt vermeld.
Dump van volledig geheugen geeft aan dat de inhoud van het systeemgeheugen in zijn geheel wordt vastgelegd wanneer het systeem onverwachts stopt. Als u deze optie kiest, moet het wisselbestand op het opstartvolume groot genoeg zijn om de inhoud van het hele fysieke RAM-geheugen te kunnen bevatten plus 1 megabyte (MB). Het wisselbestand wordt opgeslagen in de map die onder Dumpbestand wordt vermeld.
Opmerkingen
U opent het venster Systeem als volgt: klik op Start. Klik achtereenvolgens op Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud en Systeem.
Als u Een gebeurtenis in het systeemlogboek schrijven of Een beheerderssignaal verzenden selecteert, moet er een wisselbestand van minimaal 2 MB op het opstartvolume van de computer aanwezig zijn.
Als u Dump van kernelgeheugen of Dump van volledig geheugen selecteert en het selectievakje Bestaand bestand overschrijven inschakelt, wordt de informatie altijd in hetzelfde bestand opgeslagen. Als u de afzonderlijke dumpbestanden wilt bewaren, moet u het selectievakje Bestaand bestand overschrijven uitschakelen en bij elke Stop-fout een andere bestandsnaam opgeven.
U kunt geheugen besparen door de selectievakjes Een gebeurtenis in het systeemlogboek schrijven en Een beheerderssignaal verzenden uit te schakelen. Hoeveel geheugen er precies wordt bespaard, is afhankelijk van de computer, maar in het algemeen is er 60 tot 70 kB nodig voor deze voorzieningen.
Als u contact opneemt met Microsoft Productondersteuning om een Stop-fout te melden, kan men vragen naar het dumpbestand van het systeemgeheugen dat met de optie Foutopsporingsgegevens schrijven is gegenereerd.
[Einde Quote]